levensverzekeringsmaatschappij 'Utrecht', (1904-1906)

De bouw van het kantorengebouw en het winkelmagazijn voor de levensverzekeringsmaatschappij 'Utrecht', Damrak 26-30, hangt nauw samen met de economische groei aan het einde van de negentiende eeuw en de stedenbouwkundige ontwikkelingen in Amsterdam. Sinds de opening van het Centraal Station (1889) was het Damrak de voornaamste toegangsweg van de stad geworden. Van de talrijke initiatieven die daarna werden ontplooid om hier een grootsteedse boulevard aan te leggen kwam weinig terecht. Wel werden verschillende traditionele woonwinkelhuizen vervangen door winkels in eigentijdse vormgeving met grote etalages die de aandacht van de voorbijgangers moesten trekken. Ook de 'Utrecht' gebruikte architectuur als middel om klanten te werven. In Amsterdam verrees bijvoorbeeld in haar opdracht de winkelgalerij met bovenwoningen in de Raadhuisstraat (A.L., J.G. en A.D.N. van Gendt, 1898). Net als aan het Damrak is er sprake van opvallende architectuur, staat de naam van de verzekeringsmaatschappij prominent aan de gevel en heeft het beeldhouwwerk betrekking op het verzekeringswezen. Dat betaalde premies werden gebruikt voor de, als solide beschouwde belegging, in onroerend goed moest vertrouwen wekken en degelijkheid uitstralen. De 'Utrecht' 'steunt dus de Beeldende Kunsten en hare reclame is eene steeds beter wordende geldbelegging'.

De twee panden aan het Damrak werden ontworpen door de architecten A.J. Kropholler (1881-1973) en J.F. Staal (1879-1940), die van 1902 tot 1910 samenwerkten. Het kantorengebouw dat in de periode 1904-1905 verrees, nam de plaats in van drie woonwinkelhuizen. Voor de realisering van het vijfendertig meter hoge gebouw werd vrijstelling van de maximaal toegestane bouwhoogte verkregen. Door de omvang werd het bouwwerk al snel na de oplevering geassocieerd met wolkenkrabbers. Feitelijk duiden vooral het gebruik van kostbare materialen, de skeletconstructie en het gebouwtype op Amerikaanse invloeden. Aan de Damrak-gevel werd gepolijst Labradorgraniet gebruikt voor de begane grond en de entresol. Het deel met pilasters en afsluitende topgevels is bekleed met groen Zweeds marmer (tegenwoordig verdwenen onder een verflaag). Op het dak en de torenbekroning is koper gebruikt. Overigens is de, minder in het zicht staande, zijgevel aan de Karnemelksteeg opgetrokken van baksteen. Doordat de vloeren rusten op door gietijzeren kolommen ondersteunde stalen balken, is een vrijere indeling van de plattegrond mogelijk dan bij de gangbare constructies met dragende muren. Een beperkt aantal vaste binnenmuren bood alle gelegenheid tot een flexibele indeling. Dit was ideaal voor het uit Amerika overgewaaide 'kantorengebouw', waarbij de toekomstige huurders nog niet bekend waren tijdens de ontwerp- en bouwfase. De bouwheer, verzekeringmaatschappij 'Utrecht', nam het pand pas in 1935 in gebruik als bijkantoor. De winkelruimte werd verhuurd aan de firma Dake, haar naam is nog vaag te lezen in het graniet op de hoek.

De gevelopzet van het kantoorwinkelgebouw kent een traditionele driedeling met in dit geval een hoge onderbouw, het door pilasters onderveelde en door een forse kroonlijst begrensde middendeel en de afsluitende topgevels met zadeldak en torentje. Opvallende elementen van de vormgeving zijn de verticaliteit, onder bereikt door de gegroefde pilasters dicht bij elkaar te plaatsen en de vensters en borstweringen daartussen naar achteren te zetten, en de levendigheid, onder andere bereikt door de forse lijsten en het beeldhouwwerk. J. Mendes da Costa (1863-1939) ontwierp onder andere de kapitelen in de vorm van twee ruggelings geplaatste uiltjes, gestileerde pelikanen die dienst doen als consoles en de gestileerde bloem- en dierfiguren die aan de gevel te vinden zijn. Karakteristiek voor dit werk van Mendes da Costa is de gestileerdheid, het gebruik van strakke lijnen en vlakken en het afzien van detaillering.

De vijf meer dan levensgrote beelden van zijn hand, ter hoogte van de pui, symboliseren de Beschermende Liefde, de Spaarzaamheid, de Wijsheid het kwaad bedwingend, de Wisselvalligheid der Tijden en – op de hoek van de Karnemelksteeg – de Waakzaamheid. Het bronzen beeldje boven de hoofdingang, een biddende vrouw voor het Rad van Fortuin, verbeeldt de Aanbidding. Deze symbolische voorstellingen raken aan de thema's en motieven die de verzekeringsmaatschappijen gebruikten in hun reclameaffiches: de wisselvalligheid van het bestaan en de mogelijkheid je te verzekeren tegen de financiële consequenties van slechtere tijden.

Aan de andere hoek van Damrak en Karnemelksteeg werd in 1905 voor de Utrecht een winkelmagazijn gebouwd naar ontwerp van Staal en Kropholler. De tuitgevel met schouders doet nog traditioneel aan. Maar verder is hier sprake van een eigentijds, modern winkelpand met een skelet van ijzeren kolommen en betonnen vloeren. Het gebouw heeft een zeer open karakter door het weinige muurwerk en de ruime, horizontale vensterpartijen. De gevel van Italiaans graniet is spaarzaam versierd met gestileerd reliëfwerk. Nog steeds niet te missen is het oranjekleurig tegeltableau waarin met witte letters de naam van de opdrachtgever staat vermeld.

De panden behoren tot de rijksmonumenten.

Bron: bureau Monumenten & Archeologie, Amsterdam