R.K. kerk Sint Willibrordus binnen de Veste, 'De Duif' (1857)

De geschiedenis van de parochie van Sint Willibrordus binnen de Veste gaat terug tot 1671. Meester-timmerman Gijsbert Pietersz bouwde toen vijf huisjes in de Kerkstraat. Eén daarvan, waar het Vredesduifje in de gevel stond, diende als toegang tot de kerk die achter de vier tuinloze huisjes doorliep. Deze huiskerk bleef nog tot 1798 in gebruik. Inmiddels had pastoor Offerman in februari 1795 het terrein aan de Prinsengracht gekocht van de afgebrande suikerraffinaderij 'De Fortuin' met pakhuis en woonhuis.

Op 8 december 1796 volgde de inzegening van deze eerste katholieke kerk aan de 'openbare weg' sinds de Alteratie. De opzet van de eenvoudige bakstenen gevel doet denken aan de zeventiende-eeuwse Hoogduitse Synagoge aan de Nieuwe Amstelstraat. Hier zijn echter ronde vensters boven de hoge, halfronde ramen geplaatst. De koepel, die sterk op die van het stadhuis leek, werd in 1835 wegens bouwvalligheid verwijderd.

Met het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 werd De Duif één van de negen Amsterdamse parochiekerken, hetgeen een verdriedubbeling van het aantal parochianen betekende. In april 1857 werd de eerste steen gelegd voor een nieuw en groter godshuis naar ontwerp van de Leidse architect Th. Molkenboer (1796-1863). Molkenboer - één van de meest productieve en invloedrijke katholieke kerkbouwers rond het midden van de negentiende eeuw – ontwierp drie jaar eerder de neogotische Onbevlekt Hart van Maria of Redemptoristenkerk aan de Keizersgracht 218-220. De architect leverde - passend in de traditie van het bedehuis uit 1796 – een fraai, helder neoclassicistisch ontwerp waarvan de voorgevel en het grondplan met name zijn geïnspireerd door de barokke kerken van Italië, Frankrijk en België (zoals de beroemde Il Gesu in Rome). De geheel met zandsteen bekleedde bakstenen voorgevel brengt de inwendige dispositie van de kerk tot uitdrukking. De onderste verdieping wordt ingedeeld door gekoppelde Dorische pilasters op een hardstenen basement. Daartussen bevinden zich de ingangen, nissen met heiligenbeelden, een mozaïek uit later tijd en de tekst In loco isto dabo pacem - 'Op deze plek zal Ik (u) vrede schenken' -. Op het hoofdgestel staan gekoppelde Ionische pilasters, aan weerszijden van het hoge middenvenster in de licht risalerende middenpartij. De vleugelstukken waren oorspronkelijk rijk versierd met festoenen en met engelenkoppen en -lichamen bestaande uit gevouwen vleugels, een ornament dat met name in de Hollandse Renaissance vaak gebruikt werd bij de beëindiging van voluten. De obelisken op de schouders vervangen de heiligenbeelden die oorspronkelijk op de hoeken stonden maar thans te vinden zijn in de nissen van de voorgevel. Pieter Jozef de Cuijper vervaardigde deze beelden van Sint Willibrordus die in Heiloo met zijn staf water uit de grond slaat en Sint Sergius, onder wiens pontificaat Willibrord heilig werd verklaard. In het fronton prijkt de natuurstenen duif die bij de restauratie haar oorspronkelijke bladgouden afwerking terug kreeg. Ook het eerder verwijderde kruis is weer op de geveltop geplaatst.

In 1974 wilde het citypastoraat De Duif sluiten en de grond verkopen. Actieve leden van de kerkgemeenschap voorkwamen sloop door de kerkdiensten voort te zetten en te ijveren voor behoud. Na meer dan vijfentwintig jaar ingepakt te hebben gestaan, startte in 1998 de restauratie door architectenbureau Peters en Boogers, in opdracht van de NV Amsterdams Monumenten Fonds, die een jaar later fuseerde met Stadsherstel Amsterdam NV. Sinds juli 2000 is de monumentale voorgevel van De Duif weer in het zicht. Tijdens de restauratie werden in het interieur diverse muurschilderingen ontdekt.

In november 2002 werd de restauratie voltooid, waarna de sfeervolle kerkruimte, met een capaciteit van 500 bezoekers, een functie kreeg als cultureel centrum, voor concerten, tentoonstellingen en andere evenementen. Op zondagochtend doet De Duif, Prinsengracht 754-756,  nog steeds dienst als godshuis.

Bron: bureau Monumenten & Archeologie, Amsterdam