Sint Geertruidenklooster in Amsterdam

Het Sint Geertruidenklooster werd voor 't eerst vermeld in 1432 maar is zeker ruim daarvoor gesticht, mogelijk in 1416. Het werd ook "Maechdendael tot Sinte Gheertruden" genoemd, was bij de stichting aangesloten bij de Derde Orde der Franciscanen om tussen 1450 en 1456 over te gaan op de regel van Augustinus. Na onderzoek (1475) door paus Sixtus IV werd het, samen met het Catharinaklooster, aan het kapittel van Windesheim toegevoegd.

In 1433 ontving het klooster privileges; een eigen biechtvader, kapel en kerkhof. De kapel was rond 1450 gereed. Door zijn ligging in het relatief peperdure noordwest-kwartier van de stad bleef het een klein klooster dat ook niet, zoals vele kloosters elders in de stad, een terrein tussen 4 hoofdstraten innam. Aan de oostzijde grensde het Geertruidenklooster aan het Onze Lieve Vrouwegasthuis en het recht van overpad van beide instellingen over elkaars terrein bracht jarenlange onenigheid met zich mee. Van zo'n conflict stamt die eerste vermelding in 1432, waarbij een pad over het kloostererf voor het gasthuis gereserveerd werd. Dat pad van 1,5 tot 2m breed heet nu Suikerbakkerssteeg. Het klooster was redelijk welvarend te noemen. Het had nauwelijks kostgangers nodig om rond te komen. Een voor een vrouwenklooster opvallende bezigheid was de vermenigvuldiging van handschriften, iets dat we meer bij mannenkloosters tegenkomen.

Het kloosterterrein lag tussen Suikerbakkerssteeg en St. Geertruidensteeg aan de Nieuwezijds Voorburgwal. De Nieuwe Nieuwstraat loopt dwars door het voormalig kloosterterrein. Na de Alteratie vestigde zich in de kloosterkapel een suikerbakkerij, de naamgever van de bewuste steeg. Er is in 1983 archeologisch onderzoek gedaan tijdens het opknappen van dit deel van de N.Z. Voorburgwal en achterliggende straten. Daarbij is op het terrein van het klooster een deel van een mariabeeld gevonden die waarschijnlijk beschadigd is tijdens de beeldenstorm. Het maakt nu deel uit van de collectie van het het Amsterdam Museum.