Begijnhof in Amsterdam


Begijnhof in Amsterdam

Begijnhof in Amsterdam


Het Begijnhof of Begijnenhof is het enige hofje gesticht in het Middeleeuwse Amsterdam en dus gelegen binnen het Singel. Het hofje ligt bijna een meter lager dan de rest van de binnenstad, op het Middeleeuwse straatniveau. Onduidelijk is wanneer het Begijnhof is gesticht. De begijnen woonden in 1346 nog in een huis (in een document uit dat jaar wordt gesproken van een “beghynhuys”). Pas in 1389 wordt voor de eerste keer gesproken van een hof (in een privilegebrief). Oorspronkelijk was het Begijnhof geheel omsloten door water (de Nieuwezijds Voorburgwal, het Spui en de Begijnensloot) met als enige toegang een poortje bij de Begijnensteeg (met een brug over de Begijnensloot). De achtergevels stonden dus in het water. De ingang aan het Spui bestaat pas sinds de 19de eeuw.

Het Begijnhof is geen gewoon hofje omdat het geen oudedagsvoorziening gesticht door particulieren was. Het was meer een soort klooster, alhoewel de begijnen meer vrijheid hadden dan nonnen in een klooster: de begijnen legden wel een gelofte van kuisheid af maar mochten op elk moment het hof verlaten om te trouwen. Bovendien staan er hoge, specifiek Amsterdamse stadshuizen (het Begijnhof is het enige hofje waarvan de huizen als adres de naam van het hofje zelf hebben), waaruit het min of meer particuliere karakter van het hof in het oog valt. Er staan 47 gewone stadshuizen met elk hun individueel aanzien, de meeste met gevels uit de 17de en 18de eeuw, maar de huizen zijn doorgaans ouder: 18 huizen hebben nog een gotisch houtskelet.

Beroemd is het gerestaureerde houten huis, Begijnhof 34, waarvan er in Amsterdam nog slechts twee bestaan (het andere houten huis is Zeedijk 1). Dit huis is uit ca. 1470 en is waarschijnlijk het oudste houten huis van Nederland. Het hof heeft twee bleekvelden met de Begijnhofkapel ertussenin. Het oude, in 1907 gerestaureerde poortje aan de Begijnensloot, dateert uit 1574 en heeft een steen waarop Sint Ursula is afgebeeld, de patrones van de Amsterdamse begijnen. Het poortje aan de zijde van het Spui, van ongeveer 1725, maakte in de 19de eeuw plaats voor het poortgebouw dat er nu staat. Het Begijnhof bevat een groot aantal gevelstenen, waarvan de meeste een duidelijk rooms-katholiek karakter hebben.

Het Begijnhof was de enige katholieke instelling die na de Alteratie van 1578 bleef bestaan. De huizen waren nl. particulier eigendom van de begijntjes zelf. Wel moest de kapel aan de Engelse presbyterianen worden afgestaan. Sindsdien wordt het kerkje de Engelse kerk genoemd. Tegenover de ingang van de kapel werden in 1671 twee woonhuizen omgebouwd tot schuilkerk: de H.H. Johannes en Ursula Kerk (de beschermheiligen van het Begijnhof). Nadat de Heilige Stede in 1908 is afgebroken werd deze kerk de mirakelkerk.

Het beroemdste Begijntje in de geschiedenis van het Begijnhof is Cornelia Arens, overleden op 14 oktober 1654 (geboortedatum onbekend, datum van professie 6 juli 1621). Haar laatste wil was in de goot begraven te worden in plaats van in de “ontheiligde” kapel. Volgens de legende werd zij toch in de kapel begraven maar lag haar kist de volgende dag in de goot naast de kapel (dit herhaalde zich nog tweemaal). Zij werd toen alsnog in de goot begraven. Volgens een andere variant van de legende kon haar ziel geen rust vinden en zwierf zij ‘s nachts over het hof, waarna zij alsnog in de goot werd begraven.

Op 23 mei 1971 overleed op 84-jarige leeftijd het laatste Begijntje, "Zuster Antonia", eigenlijk Agatha Kaptein (geboren op 13 april 1887 te Akersloot). Op 26 mei werd zij begraven op het Zustergraf van de begraafplaats Barbara in Amsterdam.

Het Begijnhof had tot de renovatie in 1979 140 woningen (waarvan ca. 110 éénkamer- en ca. 25 tweekamerwoningen) bewoond door een gelijk aantal bewoonsters. Na de renovatie zijn er alleen nog twee- en driekamerwoningen. Het aantal bewoonsters is sindsdien constant, namelijk 105.

Bron: bureau Monumenten & Archeologie, Amsterdam