Sint Maria Magdalenaklooster in Amsterdam

Het Sint Maria Magdalenaklooster op het Spui (opt Spoeygen) is een voortzetting van een zustergemeenschap, die een burgerhuis van Willem Roelofsz in gebruik nam waar de zusters gewoond hadden die in rond 1406 het Agnietenklooster betrokken hadden. Dit werd in 1411 in een stuk bevestigd dus is de stichting van de orde tussen 1406 en 1411 te dateren. In de jaren daarna verwierven zij enkele stukken grond ten zuiden van het Vogelenzang, de natuurlijke veenplas tussen Gansoord en de Grimmenesse die tot 1354 de stadsgrens zou blijven, om daarna op te schuiven naar de Grimburgwal.

In 1422 blijken de zusters, intussen van de Derde Orde der Franciscanen, een nieuwbouw betrokken te hebben aan het Vogelenzang met slechts een paadje naar de Oudezijds Voorburgwal, met kapel en kloostergebouwen direct aan dat pad. Dat paadje zou tevens de grens vormen met het in 1425 voor 't eerst vermelde Sint Barbaraklooster, wat in de decennia daarna tot menig conflict zou leiden. In 1431 werd aan de Oudezijds Voorburgwal een dubbelpoort voor beide kloosters gebouwd en onder arbitrage het gebruik van het pad geregeld. De controverse liep verder op toen het Sint Barbaraklooster uit nijd rond 1436 zijn kapel eveneens op de erfscheiding bouwde, een paar meter van die van het Maria Magdalena, wat het daglicht naar de kapel van de laatsten dreigde te blokkeren. Pas in 1527 blijkt het conflict tussen beide kloosters geschikt te zijn.

Tussen 1422 en 1427 zijn de zusters op de regel van Augustinus overgegaan, in elk geval sloten zij zich in 1427 aan bij het kapittel van Sion. Tijdens de 15e eeuw is de Vogelenzang steeds verder drooggelegd, totdat er slechts een spuisloot tussen Rokin en Oudezijds Voorburgwal overbleef. Die werd in 1550 gedempt en omgevormd tot wat nu de Enge en Wijde Lombardstegen zijn. De ontstane strook grond kon door het Maria Magdalenaklooster gekocht worden maar daarvoor ontbrak het aan middelen. In plaats daarvan werd die grond gekocht door de Huiszittenmeesters, die er een turfpakhuis op bouwden, direct tegen de noordvleugel van het klooster aangebouwd. In 1579 werd het klooster opgeheven en verkocht aan het Leprozenhuis.

De overgebleven nonnen, 13 in getal, mochten op het terrein blijven wonen tot hun dood en kregen zelfs een alimentatie van in totaal 855 gulden in termijnen uitbetaald. De kloostergebouwen werden door het Leprozenhuis omgebouwd tot woningen die verhuurd werden, inclusief de kapel. De noordvleugel kwam in gebruik bij de Huiszittenmeesters, die er – deels op het gedempte spui – een turfpakhuis tegenaan bouwden. In 1616 kocht de stad de noordvleugel en het turfpakhuis en vestigden er de nieuwe Bank van Lening in. Door intensieve verbouwingen en vooral versterkingen heeft de noordvleugel van het klooster de 21e eeuw gehaald.